Zoals gezegd maakte de Doenraadse schutters in de 17e en 18e eeuw deel uit van schutterij St. Lambertus te Oirsbeek. Deze schutterij bestond wel uit twee afzonderlijke compagnieën met hun eigen officieren, maar met maar één koning. Er lagen twee redenen waarschijnlijk ten grondslag aan het feit dat de Doenraadse schutters deel uitmaakten van St. Lambertus. De eerste was dat Doenrade geen eigen kerk had. En dus ook niet door de eigen parochie als beschermer gevraagd kon worden. De tweede is niet met 100% zekerheid vast de stellen, maar men vermoedt dat de invloedrijke familie De Limpens, die het kasteel in Doenrade bewoonde, de samenwerking bevorderd heeft. Dit ook uit eigen belang. Omdat in die tijd, de 17e en 18e eeuw de schutterijen als een soort van burgerwacht dienden. Ondanks dat St. Lambertus dan maar één koning had werd wel apart vermeld op de koningsplaten als de koning uit Doenrade kwam. Zo zijn nog in het bezit van de schutterij twee koningsplaten die daar naar verwijzen: Een uit 1750 met als inscriptie: “Peter Mengelers, jonckman van Dounraht, coning tot Oirsbeek” en een uit 1811 met de inscriptie “J. Mertens, Koning en Capitain in Donderat”. Een zekere trots voor het eigen dorp werd dus niet onder stoelen of banken gestoken. Uit het reglement voor de schutterij St. Lambertus uit het jaar 1805 krijgen we een beeld van het functioneren van de schutterij. De Oirsbeekse schutterij bestond uit twee afdelingen, een compagnie van Oirsbeek en een van Doenrade. Als de schutterij bijeen was had de majoor van Oirsbeek (de hoogste in rang) het commando. Een uur voor zonsondergang trok de Doenraadse compagnie vanuit Oirsbeek naar het eigen dorp. Vanaf dat moment had de majoor van Doenrade het voor het zeggen. Beide compagnieën beschikten over een majoor, kapitein, luitenant en een standaardvaandel. In 1819 ging de Oirsbeekse schutterij in ruste.
Heroprichting St. Lambertus en afsplitsing van St. Michaël in 1848
In 1848 werd de schutterij St. Lambertus weer heropgericht. Jean Baptiste Joseph Ferdinand graaf de Marchant et d’Ansembourg van kasteel Amstenrade schonk de nieuwe schutterij een tweetal vaandels en binnen de kortste keren trok een honderdkoppige schutterij uit om de koningsvogel te schieten. Volgens oud gebruik mocht de Oirsbeekse compagnie voorop lopen bij gelegenheden als processies en het koningsvogelschieten. De Doenraadse officieren stelden echter de gewetenskwestie aan de orde dat, indien een inwoner van Doenrade de vogel afschoot, de Doenraadse compagnie voorop mocht. Het negatieve antwoord van de Oirsbeekse officieren leidde tot onenigheid en uiteindelijk tot een splitsing die zelfs door de kantonrechter bekracht werd. Dat gebeurde op 4 augustus 1849. Hier werd ook de boedelscheiding vastgelegd. Iedere compagnie behield zijn vaandel dat door de graaf geschonken was. Verder werden de koningsplaten met Doenraadse koningen kwamen in het bezit van de nieuwe schutterij, de overige platen gingen naar de schutterij van Oirsbeek. De vogel met keten bleef in het bezit van de Oirsbeekse schutterij. De familie De Limpens zorgde voor een nieuwe geheel gekroonde en gegraveerde zilveren vogel met inscriptie: “Ex dono L. de Limpens de Doenraed ao 1849”. De patroonheilige van Oirsbeek bleef St. Lambertus. Doenrade moest op zoek naar een nieuwe patroonheilige. Moeilijk was die zoektocht niet. De bevolking van Doenrade had eigenlijk twee parochies. De eerste was St. . Lambertus Oirsbeek, maar een deel van de huidige kerkstraat ging in Hillensberg naar de kerk. De patroonheilige van Hillensberg, St. Michaël, werd dan ook de nieuwe patroonheilige van de schutterij. Het koningsvogelschieten bleef voor beide schutterijen op hemelvaartsdag gepland. Alleen met die restrictie dat afwisselend begonnen werd en pas nadat de vogel afgeschoten was bij de ene vereniging men begon bij de andere vereniging. Verder stonden er nog o.a. de volgende twee regels in het reglement van St. Michaël.Kermis in Doenrade zal gevierd worden op de 3e zondag na Pinksteren. Tegenwoordig wordt nog steeds op de 3e zondag na Pinksteren kermis gevierd in Doenrade. In 1849 had Doenrade echter nog geen eigen parochie. Deze werd pas in 1871 gesticht door Mgr. Warblings met als eerste pastoor Bemelmans. Dus enigszins opmerkelijk was het natuurlijk wel om kermis te vieren. De koning was dan verplicht tot het spenderen van een half vat bier. De laatste regel is in de huidige statuten en huishoudelijk reglement van de schutterij niet meer terug te vinden.
Viering van 50 jarig bestaan in 1898
In 1898 werd het 50-jarig bestaan van de schutterij gevierd. In een klein artikel op 19 juni in De Limburger koerier wordt teruggeblikt op 50 jaar schutterij St. Michaël Doenrade. Hier komen nog een aantal feitjes aan de weet. Zo wordt er gememoreerd dat de scheiding van de schutterij van Oirsbeek heeft plaatsgevonden op initiatief en medewerking van dhr. Jan de Limpens. Hij was het die de zilveren vogel schonk, en zijn zoon Ernest zou in 1849 de eerste zijn om de zilveren platen en vogel van Doenrade als koning te dragen. Bovendien in er in 1898 sprake van een gouden jubilaris. Dhr. Michèl Peulen, schutter in hart en ziel. Dezelfde Michèl Peulen wordt nog steeds in ons eigen schuttersliedje (link naar schuttersliedje inbouwen) genoemd. Te zijner ere werd op kermismaandag een feest gevierd. Gevierd buiten Doenrade werd er weinig. Want waar andere schutterijen enthousiast deelnamen aan schuttersfeesten die her en der in de omtrek georganiseerd werden laat Doenrade dit na in tegenstelling tot bijvoorbeeld St. Lambertus Oirsbeek. Dit gedrag zal in de loop van de geschiedenis nog vaker terugkeren, omdat het beleid was dat de schutterij er alleen voor de Doenraadse gemeenschap. Pas in 1912 zien we onze schutterij deelnemen aan het grote schuttersfeest in Heerlen. Daarna vertoont St. Michaël zich wat vaker buiten het dorp. Bekend zijn de deelnames in 1921 in Amstenrade en in 1926 in Gulpen waar in de eerste prijs voor het schieten werd gedeeld.
Schuttersfeesten in Doenrade in 1930, 1935, 1957 en 1961
Het jaar 1930 bracht een aantal hoogtepunten voor de schutterij met zich mee. De vereniging kreeg een nieuw zijden vaandel me de afbeelding van de patroonheilige, bloemversiering en de volgende tekst “Schutterij St. Michael Doenrade 1848-1930”. Ook organiseerde de schutterij in 1930 een schuttersfeest rond eind juni. Een jaar later sloot de schutterij van Doenrade zich aan bij de in 1931 opgerichte bond St. Gerardus Amstenrade. De bond bestond toen uit 20 deelnemende verenigingen. Sinds die tijd is het schutterswezen in veel dorpen en steden, naast eigen activiteiten, gericht op de bondsschuttersfeesten. Een dergelijk bondsschuttersfeest vond in 1935 in Doenrade plaats. Echter in 1939 besloot de Doenraadse schutterij weer uit de schuttersbond te stappen. De Tweede Wereldoorlog zorgde vervolgens voor een onderbreking binnen alle schuttersactiviteiten. Doenrade bleef ook na de Tweede Wereldoorlog bijna een decennium een zelfstandige schutterij zonder bondsactiviteiten. In 1954 sloot St. Michael zich weer aan bij de schuttersbond St. Gerardus. In de jaren 1957 en 1961 werden nog twee bondsschuttersfeesten in Doenrade georganiseerd. Het laatste bij gelegenheid van het 112½ jarig bestaan. Hiervan is nog een feestkrant in het archief van de schutterij te vinden.<br />
Aan dit feest namen 18 schutterijen deel. Opmerkelijk was dat de huidige schutterij St. Johannes-St. Clemens uit Merkelbeek nog deelnam als twee aparte schutterijen. Tevens namen de inmiddels ten ruste gegane schutterijen St. Pancratius Munstergeleen en St. Antonius Krawinkel nog deel.